Een opmerkelijke stellingname van DPA Factcheck naar aanleiding van dit interview van Blue Tiger Studio met Tjerk de Haan: uitsluitend de ministeriële regeling van 20 januari 2020 waarmee 2019-nCoV op lijst A van infectieziekten is geplaatst zou volstaan als juridisch fundament onder alle coronamaatregelen. Waarom hij dan het wetsvoorstel om de regeling in de Wet publieke Gezondheid (Wpg) op te laten nemen heeft ingediend en vervolgens meer dan 14 maanden heeft laten liggen kon de demissionair minister van VWS op 25 mei jl. in de Eerste Kamer echter niet uitleggen.
Uit de opname van de procedurevergadering van de vaste commissie VWS van 9 juni jl. bleek Gideon van Meijeren (FvD) het enige lid te zijn dat het belang van de spoed van behandeling van dit wetsvoorstel onderkent. Dat de Wpg een spoedige plenaire behandeling van het wetsvoorstel voorschrijft is niet vreemd; de A-status van COVID-19 brengt vrijheidberovende maatregelen uit de Wpg met zich mee, wat parlementaire goedkeuring als fundament vereist.
Ook de medische onderbouwing voor de plaatsing van COVID-19 in groep A van infectieziekten ontbreekt na 17 maanden, 2 lockdowns, de anderhalve meter en de mondkapjesplicht, de spoedwet, de testwet en de quarantaineplicht nog steeds. Plenaire behandeling van het wetsvoorstel is daarom niet alleen van rechtswege noodzakelijk, maar zou voor de eerste keer sinds het uitroepen van de corona-epidemie de fundamente kwestie waar bijna niemand over wil praten in de schijnwerpers zetten: hoort COVID-19 wel in groep A van de Wpg thuis?