In juni 1945 vroeg PvdA-premier Wim Schermerhorn aan Sicco Mansholt om in het eerste naoorlogse kabinet deel te nemen als minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Hem werd gevraagd om de voedselvoorziening weer op orde te brengen met een krachtig inkoopbeleid, strakke voedseldistributie en beheersing van de prijs.
Begin jaren 50 begon Mansholt na te denken over een gemeenschappelijke Europese markt, de Green Pool. Daarbij kreeg hij niet veel steun, zodat de onderhandelingen uiteindelijk strandden. Mansholt bleef een groot voorstander van Europese integratie en hij was ervan overtuigd dat een Europese markt de toekomst zou hebben.
In 1958 werd Mansholt landbouwcommissaris voor de Europese commissie en werkte hij aan de modernisering van de Europese landbouw. Later werd hij tevens lid van de Euratom Commissie en was hij de geestelijke en socialistische vader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid, de subsidiëring van de landbouw, de schaalvergroting en de ruilverkaveling, waardoor Nederland eruit ging zien als een lappendeken. De subsidies zouden van boeren arbeiders maken, zo meende Mansholt, omdat ze zo een vast inkomen zouden hebben en deel konden nemen aan de burgerlijke cultuur, zoals die inmiddels ook voor arbeiders bestond. Een belangrijk onderdeel van het ‘arbeider’ maken van de boeren, was dat Mansholt vond dat de staat alle grond tegen een redelijke prijs van de boeren zou opkopen, en dat de boeren daarop pachter zouden worden, waardoor de staat zou kunnen bepalen wat, en hoeveel er verbouwd zou gaan worden.
Mansholt werd na zijn pensionering sterk beïnvloed door de club van Rome en hij kreeg spijt van de invoering van de landbouwsubsidies, de schaalvergroting, de intensivering van de monoculturen en de ruilverkaveling. Zijn pogingen het alsnog ongedaan te maken mislukten, onder andere door het verzet van de boeren die inmiddels in groten getale afhankelijk waren geworden van subsidie uit Brussel.
Beluister hier het interview over de spijtbetuiging van Mansholt.